bron: https://www.sg.uu.nl/sprekers/henk-bos

Henk Bos (1940-2024)

Hendrik Jan Maarten (Henk) Bos werd op 17 juli 1940 in Enschede geboren. Na het gymnasium studeerde hij wiskunde aan de Universiteit Utrecht. In 1973 promoveerde hij bij Hans Freudenthal en Jerome Ravetz. Hij was van november 1967 tot augustus 1971 aangesteld bij de Nederlandse Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (ZWO, de voorloper van het NWO). Daarna begon hij als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Utrecht, waar hij in 1985 werd aangesteld als buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis van de wiskunde.

In deze periode publiceerde Bos verschillende studies over de geschiedenis van de wiskunde, zoals ‘Differentials, higher-order differentials and the derivative in the Leibnizian calculus’, Archive for History of Exact Sciences 14 (1974), 1-90 (gebaseerd op zijn proefschrift); ‘The closure theorem of Poncelet’, Rendiconti del Seminario Matematico e Fisico di Milano 54 (1985), 145-158; ‘Recognition and wonder – Huygens, tractional motion and some thoughts on the history of mathematics’, Euclides 63 (1989), 65-76; Lectures in the history of mathematics, History of Mathematics 7 (Providence, RI, 1993); en Redefining geometrical exactness: Descartes’ transformation of the early modern concept of construction (New York 2001). Hij was ook redactielid van het Archief voor de Geschiedenis van de Exacte Wetenschappen.

Bos ging in 2005 met emeritaat. Dat jaar ontving hij ook de Kenneth O. May-medaille, die sinds 1989 eenmaal in de vier jaar wordt uitgereikt door de International Commission on the History of Mathematics. Verschillende van zijn studenten hebben ook naam gemaakt in het vakgebied. In 2016 werd hij honorair professor in de geschiedenis van de wiskunde aan de Faculteit Wetenschappen van de Universiteit van Aarhus. Hij overleed op 12 februari 2024.

Henk Bos was gehuwd met Kristi Andersen, professor in de wetenschapsgeschiedenis, eveneens aan de Universiteit van Aarhus.

De archiefstukken van Bos werden in of na 2012 door hem overgedragen aan de Commissie Persoonlijke Archieven van het Koninklijk Wiskundig Genootschap, en ondergebracht in het Mathematisch Instituut van de Universiteit Utrecht. In 2023 werd het geschonken aan de Universiteitsbibliotheek Utrecht.